Pilgrims in de Leidse textielwereld, 1609-1620

7 juni t/m 13 september 2009

In 2009 herdenkt Leiden de Pilgrims, een kleine Engelse geloofsgemeenschap die hier van 1609 tot 1620 verbleef. Toen emigreerde de groep op de Mayflower naar de Nieuwe Wereld en schreef er geschiedenis als The Pilgrim Fathers, grondleggers van de VS. Half Leiden verdiende in 1609 zijn brood in de textielnijverheid, ook de Pilgrims. Wat maakten ze en hoe deden ze dat?

Inleiding

Het Wevershuis illustreert de levens en beroepen van de textielwerkers, onder wie de Pilgrims, en toont de lange weg van ruwe schapenwol tot wambuis van lakense stof. De tentoonstelling biedt historische en nagemaakte stoffen, reconstructies van gereedschappen en kledingstukken, historische schilderijen met uitleg en veel materiaal om aan te voelen.

Geeske Kruseman als pilgrim bij het Leiden American Pilgrim Museum aan de Beschuitsteeg 9 (Foto: gmk.)

Deze tentoonstelling is opgezet door gastconservator Geeske Kruseman, in samenwerking met Letja Feis, Toon Reurink en Jeremy Bangs. Hij toont voor zover mogelijk ‘in het echt’ wat voor textiele producten Leiden voortbracht in de vroege 17e eeuw, hoe ze gemaakt werden en door wie.

Uitleg en afbeeldingen textielwerkers

In de lange gang van het Wevershuis vertellen posters het proces dat begint met het scheren van een schaap en eindigt in een kledingstuk. De posters zijn samengesteld uit tekeningen en schilderijen uit de 17e eeuw en bevatten de nodige uitleg.

Welke beroepen zijn er allemaal in de textielnijverheid? Binnen de Pilgrimgemeenschap kennen we:

  • Edward Tilley, saaiwever, en Robert Hagges, zijn leerling
  • Jonathan Brewster, lintwever en handelaar
  • William Bradford, fusteinwever
  • John Morris, wever van canvas voor vlaggen
  • Francis Cooke, wolkammer, en Zachary Barstow, wolkaarder
  • Isaac Allerton, kleermaker, en zijn jonge leerling John Hooke

Hoe zag hun werk eruit? De Leidse schilder Isaac van Swanenburg heeft dat rond 1605 kleurrijk en getailleerd geschilderd en getekend. Met een beetje tekst en uitleg vertellen zijn platen het hele verhaal.

Isaac Claesz. van Swanenburgh, pentekening van wevers aan het werk, 1602 (Foto: Regionaal Archief Leiden).

Hoe krijgt de spinster een draad die fijn genoeg is? Doordat de wolkammer de wol heeft uitgekamd. De verver geeft de witte wol een kleur, maar de ene verver is de andere niet: een roodsieder is geen blauwverver. De wever weeft stof, maar wie maakt hem zo mooi dicht? De volder, die hem laat krimpen en vervilten. Wat een zwaar werk dat is, beeldt het plaatje hieronder af.

Op het andere plaatje staat een vachtenploter, ook zo’n verdwenen beroep. Hij plukt de wol uit de huid van geslachte schapen. Nieuwsgierig geworden? In de tentoonstelling komen meer verdwenen beroepen aan bod, zoals de vlaker die plukken wol slaat met een stok.

Volders aan het werk getekend door Isaac Swaneburgh. Vellenploter

Gereedschappen en werktuigen

Kamlont in de maak.Op de zolder van het Wevershuis vindt u de werktuigen waarmee ruwe wol verwerkt wordt tot lakense stof (met dank aan Toon Reurink en het Lakense Stof Project). Een volmolen past er niet in, maar het vlaakraam staat er, de kaarden en de vervaarlijke wolkammen met hun lange tanden (zie afbeelding).

Het allerlaatste stadium van wol kammen: de wol is al gekamd, hij wordt langzaam en voorzichtig van de kam afgetrokken, door de ring heen, zodat een lang dun lont ontstaat. Dat lont wordt opgerold tot een bal en naar de spinster gebracht.

De werktuigen zijn echt in de zin dat ze echt gebruikt worden, maar niet echt in de zin dat ze nieuw gemaakt zijn. De historische, de echte van 400 jaar geleden, zijn allemaal allang versleten en verdwenen.

De tussenproducten zijn uitgestald om aan te voelen en te ruiken: wol voor en na het wassen, het vlaken, het tezen, het smouten en het kammen. Ook de verschillende soorten garens zijn er: dik en dun, kamgaren en kaardgaren, enkel en getwijnd. Neem ze in de hand en voel wat de bron is van de eindeloze verscheidenheid aan Leidse textielproducten.

Trouwens, waarom heet een kaardebol een kaardebol, terwijl je er echt geen wol mee kunt kaarden? Ontdek het op zolder.

Bijzondere stukken historisch textiel

Wat is er over van wat al die mensen gemaakt hebben in de 17e eeuw? Bitter weinig, helaas. Zo weinig, dat in de achterkamer, in de vitrines met historisch textiel, maar één heel klein fragment ligt van écht 400 jaar oud.

De bewaarde kledingstukken van rond 1600 zijn vrij letterlijk op de vingers te tellen. Ze zijn zo fragiel en kostbaar, dat bruikleen van musea niet mogelijk is. Archeologisch textiel is zo mogelijk nog fragieler, en overleeft vaak de opgraving niet eens. Het is dan ook een hele eer dat we een fragment wollen stof in bruikleen kregen dat afkomstig is van archeologische opgravingen in Groningen.

Kleding van gewone mensen

De Groningse onderzoekster heeft voor ons, zoals ze zelf zegt “een lapje uitgezocht dat representatief is voor de stof waar gewone mensen hun kleding van maakten. Het weefsel is vervaardigd in een linnenbinding en dateert uit het derde kwart van de 16e eeuw.” Over het unieke Groningse complex van textielvondsten uit de late 16e eeuw is momenteel de tentoonstelling ‘Opgevist uit Alva’s gracht’ te zien.

Groningen, Prinsenstraat 11, vondstnr. 13 T15.1 (Foto: Ingeborg Lossie).

Het andere archeologische stuk is minder goed gedateerd, maar het breiwerk komt goed overeen met de 17e-eeuwse voorbeelden. Deze baret komt uit de Vliet, met dank aan bruikleengever Anterieur.

Gebreide baret uit de Vliet bij Leiden (Foto: gmk).

Om toch een beeld te krijgen van de Leidse productie rond 1600, ziet u latere stukken textiel die op dezelfde manier gemaakt zijn. De meeste zijn afkomstig uit de collectie van het Textile Research Centre (TRC) Leiden.

Omdat er zo weinig te zien is aan een lapje in een vitrine, zijn er grote macrofoto’s opgehangen van de structuur van het garen, het weefsel en het opgeruwde oppervlak.

Netelige naamgeving

Een aparte poster in de tentoonstelling gaat in op het netelige probleem van de naamgeving.

Wat is de betekenis van de productnamen

  • saai
  • baai
  • ras
  • fustein
  • tiretein
  • warp?

Dat weten we niet precies. Niet alleen zijn de beschrijvingen onvolledig en vaak tegenstrijdig, maar dezelfde naam blijft ook in gebruik terwijl het product verandert. Daarom kunnen we wel ongeveer zeggen wat voor soort stof bijvoorbeeld ‘baai’ is in 1600, maar kunnen we niet eenduidig het verschil aangeven tussen ‘fustein’ en ’tiretein’.

Wollen damast, 17e of 18e eeuw (Foto: Ingeborg Lossie).

Banen op de tocht

Er is ook een kleine presentatie over de lintnering, een minder bekende bedrijfstak met allerlei interessante aspecten.

  • Eén van de prominenten binnen de Pilgrimgemeenschap, Johnathan Brewster, verdiende er de kost mee.
  • Lintweven was vaak kinderarbeid.
  • Het mechaniseren ervan (1604: eerste patent in Leiden) kost banen en leidt tot conflicten.
  • Lint en band spelen een belangrijke rol in de kleding; niet alleen voor de sier, maar ook in de structuur van een kledingstuk.

Urk

Met dank aan het TRC presenteren we ook een mannenjas uit Urk, die weliswaar in de 19e eeuw gemaakt is, maar dezelfde snit heeft als halverwege de 17e eeuw. De snit is als het ware ‘gefossiliseerd’ in de streekdracht.

Reconstructies om aan te raken

In de woonkamer van het Wevershuis vindt u reconstructies van de eindproducten van het textielbedrijf: kledingstukken. We hebben wel veel afbeeldingen van de kleren van 400 jaar geleden, maar de kleren zelf zijn verdwenen. De enkele stukken die nog bestaan, zijn bijna te teer om aan te raken – en we wilden u nu juist het gewicht, de textuur, de glans, de geur en de kleur van de kleren laten ervaren.

Daarom hebben we een broek en wambuis nagemaakt volgens de snit én de kleermakerstechnieken van rond 1610. Het is een pak zoals dat gemaakt en gedragen zou kunnen zijn door Isaac Allerton, de kleermaker uit de Pilgrimgemeenschap, met kaartweefband dat Jonathan Brewster geleverd zou kunnen hebben.

Kijkje in de kleding

Dit is geen kopie of replica van een bestaand origineel (er is bijna alleen kleding van rijkelui bewaard), maar een reconstructie van kleding van een gewone ambachtsman. De stoffen zijn modern, omdat het Lakense Stof Project nog niet ver genoeg gevorderd was om er stof voor aan te leveren. Maar de kleermakerstechnieken zijn strikt historisch, naar de allerlaatste stand van het onderzoek.

Aan beide stukken zijn hier en daar naden open gelaten: kijkt u naar hartelust in de tussenlagen!

Kleurrijke Pilgrims

Deze kledingstukken illustreren:

  • dat Pilgrims niet in het zwart liepen, integendeel
  • dat de constructie van een wambuis uit 1609 hemelsbreed verschilt van die van een modern jasje
  • hoe groot het aantal verschillende steken is, dat mogelijk is als men met de hand naait, en wat het nut daarvan is
  • dat mensen van nu heel vaak heel hebberig worden van zo’n elegant en gerieflijk kledingstuk

Wambuis in de maak: de geknipte delen van wollen stof (geel), tussenvoering (linnen) en schoudervulling (bruin en groen).
Wambuis in de maak: de geknipte delen van wollen stof (geel), tussenvoering (linnen) en schoudervulling (bruin en groen).

Vulling vastzetten op de tussenvoering.
Vulling vastzetten op de tussenvoering.

De tussenvoering zit vast in het voorpand en wordt afgewerkt met een los beleg.(Foto's: gmk.)
De tussenvoering zit vast in het voorpand en wordt afgewerkt met een los beleg.(Foto’s: gmk.)

Examenvak zuinig knippen

‘Isaac Allerton’ heeft zijn mand met afknipsels laten staan. Klanten leverden vaak zelf de stof voor de te maken kledingstukken, en het was een erkend recht van kleermakers om voor zichzelf te houden wat er overbleef na het knippen. Zuinig knippen was ook een ‘examenvak’ voor de meesterproef van kleermakers (kijk voor meer informatie onderaan deze pagina in de lijst met links bij Charter Kleermakersgilde Leiden 1578).

In de mand liggen knipsels die overbleven bij het maken van de reconstructies, maar ook resten uit eerder werk, die bij deze kleren weer gebruikt zijn voor bijvoorbeeld de schoudervulling.

Reconstructies om aan te trekken

Tijl en Jolien, kinderen uit de Havenbuurt, testen de verkleedklerenkist (Foto: gmk).Kleren maken de man – of de vrouw. Wie zijn of haar windjack verruilt voor een wambuis en baret, ziet in de spiegel een ander persoon: iemand die geboren is in 1569 of 1599 in plaats van 1969 of 1999. Het is wonderbaarlijk hoe een verkleedpartij bijdraagt aan het inlevingsvermogen. Iedereen is er gevoelig voor: van kleine kinderen tot doorgewinterde acteurs.

Ze zijn echt om aan te trekken: de kiel van de vissersjongen, het wambuis met witte lobben (plooikraag) en het hagelwitte meisjeskapje met neerstik. Vergeet uw fototoestel niet!

Colofon

Samenstelling: gastconservator Geeske Kruseman.

Medesamenstellers:

  • Letja Feis, historisch kleermaker
  • dr. Jeremy Bangs van het Leiden American Pilgrim Museum
  • Toon Reurink van het Lakense Stof Project

Met dank aan:

  • Ingeborg Lossie voor de macrofotografie

en aan de bruikleengevers:

  • Stedelijk museum De Lakenhal
  • het Regionaal Archief Leiden & Pilgrim Archives
  • Leiden American Pilgrim Museum
  • Anterieur (bruikleen gebreide baret)
  • Textile Research Centre Leiden (bruikleen uit de streekdrachtcollectie)
  • Stichting Monument & Materiaal, Groningen (bruikleen archeologisch textiel)

Links

» Stedelijk museum De Lakenhal
» Leiden American Pilgrim Museum
» Anterieur – bruikleengever
» Charter Kleermakersgilde Leiden 1578 – Zuinig knippen was een ‘examenvak’ voor de meesterproef van kleermakers
» Stoffenfabriek Hainsworth Engeland